Taalvariatie stelt docenten voor een bijzondere uitdaging: de vraag naar wat (nog net) kan en naar wat (nog) fout is. Die vraag is vaak niet zo makkelijk te beantwoorden. Hoe taaldocenten omgaan met taalvariatie in bepaalde situaties staat in deze sociolinguïstische studie centraal. Met een etnografische methode slaagt Truus De Wilde erin te achterhalen hoe docenten reageren op taalvariatie en analyseert ze achterliggende motieven. Taalideologieën over wat een standaardtaal is en zou moeten zijn, liggen aan de basis van deze analyse. Op basis van deze ideologieën worden vier archetypes geconstrueerd. De vele citaten uit interviews illustreren de archetypes en wijzen op de centrale rol van taalbewustzijn.
Wie schaffen Dozierende im Sprachunterricht den Spagat zwischen Abstraktion und Authentizität, gerade im Hinblick auf die sprachliche Variation? Wie ist die (Wechsel-)Wirkung von Sprachideologie und Sprachbewusstsein im Sprachunterricht? Die im Rahmen der vorliegenden Arbeit konzipierte und durchgeführte Fallstudie mit Niederländischdozierenden, die innerhalb von semi-strukturierten Interviews ihre Perspektive erläutern, geht ebendiesen Fragen nach. Es zeigt sich, dass das Sprachbewusstsein ein zentrales Instrument ist, um sprachideologische Zusammenhänge zu thematisieren. Somit tritt Sprachunterricht als ideologischer Kontext deutlich zum Vorschein.